Dwarf’s Doorgevertje

Audio clip: Adobe Flash Player (version 9 or above) is required to play this audio clip. Download the latest version here. You also need to have JavaScript enabled in your browser.

Chopin, Fantasy In F Minor, Opus 49.  Covered by Alwin Bär, Piano.

Regelmatig lees ik wel ergens een column of artikeltje dat mij instemmend doet knikken of zelf(s) tot nadenken zet. Soms vind ik het alleen maar komisch. Deze stukjes zal ik hier aan jullie doorgeven. Om de website weer wat dynamischer en leerzamer te maken. Om jullie lezers weer eens aanleiding te geven tot een reactie of een grinnik. Elk stuk blijft tijdelijk op deze pagina staan om dan weer in het totale niets te verdwijnen. Ashes to ashes, dust to dust dus.

Groet,  Dwarf.


Ik herinner het me nog als de dag van gisteren. Dat ik ruim twintig jaar geleden op stap ging en die “ver-in-de-veertig-jarige” dames volledig uit hun dak zag gaan op de dansvloer. Compleet met handtas hangend aan hun schouder naast die andere dingen die vaak ook al begonnen te hangen. En ik tegen mijn vriendin zei: “Dat kan écht niet!”. Wat refereerde aan die koffer die om hun schouders hing. En het feit dat we van mening waren dat je als veertiger niet meer de dansvloer op kunt met die groeven in je gezicht. Die vrouwen hadden je moeder kunnen zijn. Mijn moeder deed zoiets niet. Dat was toen mijn referentiekader. Maar ruim twintig jaar later blijken wij als veertigers nog prima op stap te kunnen gaan. Wij veertigers van nu zijn natuurlijk veel jonger dan zij, die veertigers van toen. Dat moge duidelijk zijn! Die handtasfobie heb ik nog in de kroeg. En intussen heb ik een aantal verwoede pogingen gedaan om mijn hebben en houwen mee te nemen zonder gebruik van een koffer om mijn schouders. Er moet natuurlijk nogal wat mee. Toch minimaal de helft van wat ik normaal gesproken in mijn handtas mee sjouw. Mijn telefoon, mijn huissleutel, rijbewijs, geld, pinpas, lenzenspullen en papieren zakdoekjes. En de autopapieren niet te vergeten. En dan zal je altijd zien dat er nét een nagel afbreekt en ik geen vijl bij me heb. In de winter heb ik mijn laarzen. Ik prop en stouw en baal dat ik geen laarzen met wijde schacht heb aangeschaft want daar kan zoveel meer in. In de zomer trek ik een spijkerbroek aan en frot ik alles wat mee moet in de  zakken. Als een soort hamster met hangbroekzakwangen loop ik glimlachend met mijn grote groeven gevuld met Oil of Olaz de kroeg in. Om ongegeneerd te dansen naast een bijna twintiger die mijn dochter had kunnen zijn. Ik zie ze wel kijken, die bijna twintigers! Maar ik troost me met de gedachte dat zij er over ruim twintig jaar ook anders over denken. Alhoewel ze dan waarschijnlijk nog hetzelfde zullen roepen, maar dan over mij. want als zestiger kun je nog prima swingend in de kroeg met de muziek mee lallen. Als tachtiger ook trouwens. Compleet met handtas. want tegen die tijd heb ik overal schijt aan! Figuurlijk dan, niet letterlijk. Althans, dat hoop ik..

Jacqueline Oerlemans.


Electrocutie.
W
e hadden, hielden we onszelf voor, maar één muis. Hem Piet noemen maakte ons zelfbedrog krachtiger. We geloofden gewoon dat Piet in een oogwenk kon teleporteren van het aanrecht naar de eettafel naar de gordijn roede. Pas toen er zichtbaar twee, drie tegelijk over de vloer scharrelden, werd moord een optie. Aanvankelijk schoten de muizen weg wanneer we vanachter onze laptop “kst”sisten, maar toen ze doorkregen dat we geen geweldscenario hadden, werden ze absurd brutaal. Onze “kst” werd uitgebreid met wegwees-gebaren, daarna kwamen er kreten bij (“hela”), vervolgens dreigende aanstalten maken, daarna daadwerkelijk opstaan, tot het enige wat ze nog schrik aanjoeg een aanvallende charge was, met klappende handen. Eigenlijk precies zoals we onze kinderen naar bed jagen.
Ze waren niet kieskeurig. Brood, zalm of annanas, alles werd aangevreten. Ik vond een volledig uitgeholdde gehaktbal, en zelfs de plastic fles van de olijfolie was aangeknaagd.

Olijfolie?
Olijfolie.
Toen mijn vrouw ze betrapte bij het gezamelijk wegslepen van een groot stuk ontbijtspek, kreeg ik mijn lisence to kill. Maar geen muizenvallen want dat was zielig omdat ze dan urenlang kunnen doen over doodgaan. Ze wilde een kat, die zou ze wel wegjagen. Kattenjagen muizen niet weg, wierp ik tegen.
Katten maken muizen dood, waarbij de pallitatieve  zorg bestaat uit pesten en martelen.
Katten zijn waar muizennachtmerries uit bestaan.
‘sAvonds, rond het kampvuur, vertellen muizenpapa’s hun muizenkindjes enge verhalen van harige reuzen die je bespringen, openrijten, je expres een beetje laten ontsnappen maar dan weer vangen om je verder te pijnigen, net zo lang totdat je sterft vanangst en uitputting.
Mijn vrouw zuchtte, oké, dan maar muizenvallen, maar van die onsmakelijke details wilde ze niets zien of merken. Ik moest beloven eventuele muizenlijkjes niet in de vuilnisbak te deponeren, ook niet stiekum.
Ik koos voor electrocutie. Een vriend van mijwas razend enthousiast over zijn Rat Zapper: een tunneltje waar de muis in wandelt richting het lokaas, maar zodre hij zijn pootjes op de metalen vloergedeelte zet: Bzzz! Geweld en techniek in één handzaam object, welke gezonde Hollandse jongen kon dat weerstaan? Dus ik propte een stukje rookworst in een isolerend plastic dopje en legde dat achterin de Zapper. Voor de zekerheid legde ik er vijf ouderwetse vallen omheen met spekblokjes erin. En nu maar hopen dat Barry, Robin en Maurice erin zouden lopen. Ik had ze vernoemd naar de Bee Gees, omdat het er drie leken te zijn, maar de eerste avond telde ik vier slachtoffers, dus schudde ik de levenloze lijfjes van Benny, Björn en Agnetha uit de Zapper in een oude krant.
Anni-frid was in een ouderwetse val gelopen. Ik hoorde de klap, en wachtte wijselijk een kwartiertje voor ik ging kijken. Ze had zwarte kraaloogjes en roze handjes.
De volgende avond zag ik er weer eentje trippelen, nummer vijf dus. Baby Spice was voorzichtig en liep nergens in.
Logisch: de schuchterste, meest risicomijdende muizen zouden het langst overleven natuurlijk. Mischien dat de deemoedigen uiteindelijk echt de aarde erven. Het zette mij aan het denken over politiek.

Thomas van Luyn.

 

Een citaat uit een interview met Fay Weldon in “De Volkskrant” van 11 nov. 2017:

Wat vindt u van #Me Too?
“Nogal hysterisch. Bij jonge vrouwen gaat het vaak om iets wat oudere vrouwen als ik zien als iets triviaals.
Daar komt bij dat het zo modieus is geworden een willoos slachtoffer te zijn, alsof je zelf geen enkele verantwoordelijkheid draagt voor wat dan ook. Dat is volgens mij het tegenovergestelde van feminisme, want écht feminisme wil de vrouwen trots, sterk en verantwoordelijk maken. Bij #Me Too zien we dat vrouwen mannen gaan aanklagen voor wat uiteindelijk biologie is: evolutionair is het zo gekomen dat mannen houden van de billen en de borsten van vrouwen.”

Dat betekent toch niet dat mannen zomaar aan die billen en borsten mogen zitten?
“Klopt. Dus als ze dat tegen je wil doen, moet je ze een klap in hun gezicht geven.”

Niet alle vrouwen durven een klap uit te delen.
“Nee, het is uiteraard veel gemakkelijker om er achteraf over te klagen. Ik besef heus dat het niet gemakkelijk is om je leidinggevende of een collega een klap te verkopen, maar lieve dames, bedenk één ding: een man die tegen jouw zin aan je borsten of billen zit, is een vervelende man en met zo iemand moet je niets te maken willen hebben. Dus dan kan je hem net zo goed slaan.”
“Trouwens, u weet toch wel dat een hele hoop vrouwen er niets op tegen hebben om een beetje seksueel lastiggevallen te worden? Zij genieten ervan als mannen hen opmerken. Misschien speelt jaloezie hier een beetje mee; het zijn natuurlijk altijd de knappe vrouwen, en niet de middelmatige, die de aandacht van mannen krijgen…. O, wacht, dit moet u niet opschrijven, hoor. Anders krijg ik problemen.”





 

5e

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

*

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>